Hoogtestage in Michelau, eeehhhh Übereisenbach.
Ja, je zou je zomaar vergissen. Want de woorden jaarlijkse hoogtestage en Michelau zijn zo met elkaar verbonden, dat die verbinding in de krochten van onze hersenen (of wat daar nog van over is) gedeleted moet worden. En voortaan vervangen dient te worden door “onze jaarlijkse hoogtestage in Übereisenbach”. En dat zal, na ons driedaagse verblijf bij John en Paula, ons makkelijk afgaan.
Het UWV neemt niet alleen afscheid van personen (deel personeel moet afvloeien), maar ook van stenen. Eigenlijk van huisjes, eigenlijk van heel parken. In ieder geval deden ze de huiskes van Michelau in de uitverkoop. Nou hebben wij als fietsclub er best nog eens over gebrained om mi z’n allen één huiske te kopen, maar voor het UWV was het alles of niks. (kendet programma nog, vruuger op radio Luxemburg, gesponsored door Elnet Satin? Alles of niets. Het publiek riep dan “ALLES …. ALLES”. En zun Belske zee dan: “Iek stop!”) Nou voor ons was het ook niet alles. Wij kwamen tot de conclusie: “Wij stoppen ook met Michelau”.
Denktanklid Kees nam het op zich om eens rond te kijken en te vragen in zijn omgeving voor een vervangende locatie. Maar ja, waar vinde die en het liefst in de buurt van de kuitenbijters, die zich bevinden rond Michelau. Na ampel overleg mi z’n eigen informeerde Kees bij Huub, onze voormalige collega van Schepelweijen. Hij adviseerde “Das Alte Zollhaus” in Übereisenbach. Kees direct de naam doorgemaild naar ons en wij maar blieken op de site. Het zag er fantastisch uit. En de voorwaarden waren ook om over naar huis te schrijven. All-inclusief …. We hoefden vur geen eten te zorgen. Daar werd zo makkelijk overeen gegaan, dat de fourageurs in het verleden (Ad, Frans en Kees) wel wat sip keken … zo van “was dè van ons nie goed dan”. Natuurlijk wel …. Meer dan goed zelfs. Maar als er voor twee keer ontbijt, een barbecue en een lunch gezorgd wordt, dan moeten zelf nie liggen tobben, toch?? Maar ja ….. die vrijdagavond dan …. Dan mèr nergens naar gekeken en voor een luttel bedrag extra werd ook die avond de verzorging van de inwendige mens uitbesteed aan John en Paula. Ze serveerden een echte wielerpastamaaltijd. Want daar waren we tenslotte voor gekomen.
Dit jaar vertrokken we allemaal tegelijk en op tijd vanaf ons clubhuis aan de Hagard. Wil liet Fieke achter met hun kleinkroost in de huiskamer en met twee installateurs van zonnepanelen op het dak. We waren d’n hoek nog nie um of we waren Ben (mi Hans en Gerard) al kwijt. Ergens op de weg naar Hasselt hebben we (Kees met Ad en Mies – Wil met Daan – Frans met Thom) gewacht en het duurde nog wel efkes voordat de wielerkaravaan weer compleet was. Zonder verder oponthoud reden we zonder omwegen, en zonder mekaar kwijt te raken naar de afslag Diekirch. Daar zouden we op elkaar wachten, mochten we elkaar kwijt zijn geraakt. Omdat dat nou eenmaal afgesproken was, reed Kees die afgesproken parkeerplaats van de meubelzaak op. Toen iedereen direct keurig aansloot, reed Kees weg en vanaf dat punt hebben we niet meer achter elkaar gereden. Kees reed net voor een bus de weg op en liet de aander schon achter diejen dieseltuffer aansluiten. Ik zat achterin, maar ik ontwaarde een grijns tot achter z’n oren bij onze routeplanner. Opeens week Kees af van de suggestie van de navigatiemadam en sloeg linksaf, een verkorte route in. Iedereen volgde. Kees wou ons een bietje opbeuren door te zeggen: “Nou rijden we een stukske omlig, waor we mèrgu beginnen omhog te goan”. Er kwam geen einde aan, an diejen afzink en ik gaf hem de raad om daarvan maar niks tegen de aander te zeggen.
Op de plaats van bestemming werden we al opgewacht door de hospita van het complex, Paula. Zij vroeg wie Kees was, unne gevoelige, zachte mens, want dat had ze opgemaakt uit de mailwisseling die ze had gehad met “haar Kees”. Toen we allemaal uitgelachen waren, zei iemand. “Kees, is de knapste van ons”. En laat Paula nou meteen naar Kees lopen. Dat verbaasde ons wel enigszins.
De huisregels werden direct doorgenomen. Het kwam er eigenlijk op neer, dat alles toegestaan was, als iemand anders er maar geen last van had. Toen ook nog d’n Tap mi Palm in de blokhut mocht staan, stond een prachtig wielerweekend niets meer in de weg.
De vrijdag werd verder gevuld met het nuttige van palm, verorberen van nootjes en chips en tukkies (tussendoor werd er kaas, worst en pinda’s door “de firma” geserveerd – er was aan alles gedacht) en natuurlijk ontbraken de moppen en verder slap gezever niet. ’s Avonds werden we vergezeld door een makelaar uit Maarheeze mi zunnen zoon. Floris werd door sommigen van ons beziggehouden met tafelvoetbal (we hebben ‘m mentaal gehard, want niemand liet ‘m winnen) en vader zorgde voor het woord van het weekend, door te beweren, dat zijn gedownsizede 250 cc motor, onze motoren zou wegrijden op de snelweg. Een gedownsizede 250-motor? “Man”, zee Geert, “dan hedde gij toch nie meer over dan een bromfietske”. Of het daar aan lag of aan een opmerking van Ben, Floris en vader zochten vroeg de veren op. Kon ook zijn omdat ze ’s morgens gingen vissen.
Successievelijk zochten de vrolijke fietsers hun mandjes op, natuurlijk waren het weer dezelfde die als leste de blokhut verlieten.
De zaterdag brak aan met wat donkere wolken, wat ons niet weerhield om in vol ornaat aan het ontbijt te verschijnen. Compleet met een gekookt eike. Lekker vast brood en voldoende beleg. Dit alles kon gemalen worden met een lekkere slok stevige koffie. Onze zaterdagochtendgesprekken werd regelmatig onderbroken door de vraag van Paula of alles goed verzorgd was. We konden niet anders dan steeds te antwoorden, dat dit zo was.
Langzamerhand kwam de ietwat gespannen sfeer van Diekirch naar boven. Tenminste bij enkele van ons. “Ik goi urst nog unne keer downsizen, zodat ik minder gewicht naar boven hoef te trappen”, werd er gezegd. Wat zou ons te wachten komen staan. En hoeveel klimkilometers zou Kees ons weer voorserveren. Het begon goed. Ik denk wel unne klim van een km of vijf. Welke bekimmingen we daarna hadden ben ik kwijt. Ik had het druk genoeg om boven te komen. Feit was wel, dat we elkaar op een gegeven moment kwijt waren, want overigens niet erg was. We wisten allemaal dat de pauze in Kautenbach was, waar we in drie groepen arriveerden. Na de koffie en de traditionele appeltaart mi heel veul slagroom en één cola per toffel ( ook bij ons begint de crisis toe te slaan) vervolgden we gedifferentieerd onze weg. Ben en Hans gingen via een wat kortere weg naar Vianden. Daar zouden de aander op een afgesproken tijd ook aankomen. Dat laatste lukte echter niet. Via een omweg, veroorzaakt door een afsluiting van een ruilverkavelingsweg – de weg was net “getaard” (voorzien van een nieuwe laag teer) en een regelmatige maar lange beklimming, waarbij de auto’s de zeum uit oe broek reden, en nog enkele kuitenbijters, sloeg geleidelijk aan bij zowat iedereen de hongerklop toe. We hadden echt te lang gewacht voor de traditionele tagessuppe. Toen we ook nog geweigerd werden in een zich sjiek voelend hotel, werd de knoop doorgehakt. We gaan via de kortste weg naar huis, mee impesant de afdaling van de Putscheid meepikkend. Toen wij blij waren, dat de weg redelijk afdaalde richting Üntereisenbach, draaide Wil nog om, om de Putscheid nog eens te nemen, maar dan bergop. Hij krijgt er nooit genoeg van.
Übereisenbach heet niet voor niets zo en ligt dus über Üntereisenbach. Dat hield in dat de laatste meters nog gruwelijk geklommen moest worden. De meeste deden dit op de fiets, de verstandigste mi de fiets in de haand. Er moest tenslotte nog energie overblijven om de palmkes achterover te klokken. Toen uiteindelijk Wil ook binnen was (hij had bovenop de Putscheid nog een luske gevat), ging iedereen om beurten douchen en werd plaatsgenomen aan de ronde tafel in de tuin, waar John al bezig was met de barbecue op te warmen en Paula de garnering al klaar aan het zetten was. Het hoeft geen uitgebreid betoog, dat de bbq ons geweldig smaakte. Maar …. Langzamerhand gingen we ons opmaken voor de championsleagefinale. Er werd nog gauw door Thom een briefke gemaakt, waarop iedereen de rust –en eindstand moest raden. Hij zorgde ervoor dat iedereen de inleg ook inlegde en nie zoals sommigte zeiden: “Mijn inleg trek ik dalijk wel af van de pot, die ik win”. Uiteindelijk was dat er maar inne. In dit geval Ben, die met recht de pot won …. Hij had zowel de rust –als de eindstand goed geraden. Dankzij Arjen Robben. Na een vermoeiende dag, een overdadige bbq, een enerverende voetbalwedstrijd en nog enkele palmkes, aangevuld door een kratje Jupiler zocht ieder zijns weegs. Morgen weer een dag; van zeker één man weet ik, dat ie dacht: “Morgen ga ik niet meer fietsen, voor mij is het mooi geweest ”.
Die gedachten had niet gedacht hoeven worden. De beslissing van wel of niet fietsten werd niet individueel genomen, maar collectief …. door de weergoden. Er was niet te fietsen; Pluvius gooide de sluizen weer eens open. Een excursie en een wandeling naar het kasteel van Vianden en een kortere wandeling naar de kroeg in Vianden door een paar anderen, zorgden voor de invulling van de zondag. Paula en John waren zo flexibel om de lunch te vervroegen en na het nuttigen van o.a. een lekkere bokworst, verzamelde iedereen (wat later bleek op éénna) al zijn spullen; de imperial van Ben werd nog eens extra ge-inspecteerd, auto’s werden ingeladen. Onder luid getoeter werd huiswaarts gekeerd. Zeker weten ….. hier zijn we niet voor de leste keer geweest.
Mies
www.vrolijkefietser.nl