Op vrijdag rond één uur zouden we verzamelen bij Wil. Zoals het een vrolijke fietser betaamt, was iedereen op tijd. Na de laatste koffie bij Wil en na afscheid te hebben genomen van “ons Rietje” (die nog gauw dingen kwam brengen, die Ad anders vergeten zou zijn), van Fieke, van onze sponsoren en niet te vergeten, onze mascotte Imo zetten we koers richting Diekirch. De weersverwachtingen voorspelden veel goeds. Veel zon. Op zaterdag: begin met mist, maar later opklaringen, rond de 23 graden met een zwakke noordwesten wind (wel wind tegen … dus).
In de camper werden de eerste blikjes ontnippeld en Ad zou Ad niet zijn, als hij geen stok kaarten bij zich had. Even later hoorden we van Wil, dat diezelfde Ad na verloop van tijd op de schouder van Frans in slaap sukkelde. Ja, dat kan allemaal in de camper. Ondertussen vlogen de mannen in de bestelbus met 140 km per uur over de Waalse snelwegen. Even na afslag St.Vith werd een korte “Kempenhof-stop” (compleet met klapstoel in de berm en hard gekookt eitje met zout) ingelast; anders zouden we te ver uit elkaar vallen.
We troffen elkaar op de mert in Diekirch; Ben en Wil waren het diner al aan het bespreken. Iedereen wilde snel naar de camping, want gezien het weer, konden we snel gaan genieten op ons eigen terras. Geen vijf, maar “maar” één tent moest opgezet worden. De fietsen werden droog buiten gestald, zodat Hans en Ronald hun slaapplaatsen konden creëren en in no time was het slaaphotel op wielen in gereedheid gebracht. Ondertussen hadden Ad van Ben en Ben van Ad de luifel van de camper uitgetrokken, werd de tafel in het midden gezet en werden er negen stoelen omheen gedrapeerd, Negen ja, want motor-Hans was intussen gearriveerd.
Stonden we vorig jaar met een hoge rug van de kou onder een door Ronald met een dekzeil gevormde beschutting tegen heug en meug een blikske Dommelsch naar binnen te proppen, nadat we in de regen de tenten hadden opgezet. Nu kropen we bij elkaar onder de luifel van de camper om beschut te zitten tegen de felle zon. De blikjes Dommelsch en Palm en de halve liters van Ronald vonden gretig aftrek en haringen met of zonder ui gleden soepeltjes naar binnen. Onze groep overziend schoot me een gezegde van onze vadder te binnen: “Wie z’n eigen nie kietelt, lacht nooit”. Er werd wir veul gelachen, om de onvergetelijke moppen van Ben en om, en om, en om …. Ja eigenlijk om niets. Maar gelachen werd er.
Om zeven uur zetten we koers naar ons restaurant. Daar werd de nodige spaghetti en ander spul genuttigd. Ook hierbij dachten we aan de inspanning van de volgende dag. Omdat Wil zo lekker vroeg besproken had, waren we als één van de eerste bij de receptie in het cultureel centrum. Zonder arrogant over te komen, kan hendig gesteld worden, dat het maar goed was dat wij er waren, anders was er helemaal niets te doen. Dit evenement moet een kwaliteitsimpuls hebben, want het wordt met het jaar minder. Nadat onze club gretig converseerde met het “Grôt van Valkenswirt” (o.a. wethouders Buiter en Wijnen) en na de nodige plaatselijke gele rakkers en wat franse sinasappelsap, werd het tijd om de rest een goed voorbeeld te geven. We gingen naar huis dus.
Bij de camper aangekomen namen we nog een afzakkertje, waarna de eersten de eerste stappen deden in droomland. De opvallendste slaapplaats in de camper had Frans. Als ge van buiten af het deurtje opendeed, leek het verrekte veul op een inschuifoven van het crematorium. In tegenstelling tot de beelden, die dat oproept, heeft Frans die nacht op een of ander manier kou gevat of in d’n trek gelegen. De nachtrust bepaalde namelijk een groot deel van zijn fietswelzijn op zaterdag. En die was aanvankelijk niet best.
Maar we lopen vooruit. De nachtrust van vijf uren werd onderbroken door de ingecalculeerde onderbreking, waar de meeste mannen van boven de vijftig last van hebben (juist ja …. Het legen van de blaas). Maar ook door een paar aso’s, die ’s nachts tegen half vier luid lallend de camping op kwamen en zelfs op ons kampement Frans in z’n Dela-laai wilde bezichtigen. ( “Hé, hier slaopt er inne in de bagageruimte”.) Van deez lui hebben we nog minstens een kwartier “genoten” voordat ze stil waren. Waarschijnlijk waren het geen fietsers.
terug